78 blz rapport door Prof. dr. Jan Hendriks en Prof. dr. Geert Jan Stams in opdracht van het Ministerie van J&V De opdracht was om een pragmatisch kwaliteitskader te ontwikkelen met als referentie de werkzame mechanismen in bewezen effectieve preventieve interventies.
Het doel is om een wildgroei in gedragsinterventies en bewustzijnsvoorlichtingen over de risico’s van de criminaliteit te voorkomen en er voor te zorgen dat de financiële middelen effectief worden besteed. M.a.w.: stop met de inzet van allerlei methoden waarvan de effectiviteit niet bewezen is!
Gezien de complexiteit van jeugdcriminaliteit is een samenhangend overheidsbeleid noodzakelijk, waarin heldere keuzes worden gemaakt die worden gedicteerd door feitelijke kennis, ethische overwegingen en respect voor grond- en kinderrechten.
Bij de bestudering van preventieve interventies voor jeugdcriminaliteit valt de wildgroei aan niet (academisch) onderbouwde methoden op. Leidraad van het beleidsadvies is het Risk, Need en Responsivity (RNR) model van Andrews en Bonta (2010). Het risicobeginsel (“Risk”) houdt in, dat de intensiteit van de interventie dient afgestemd te worden op het risico op delinquentie. Het behoefte beginsel (“Need”) houdt in dat de preventieve interventie zich dient te richten op veranderbare (dynamische) criminogene factoren. Het gaat hierbij om zeven van de acht centrale riscofactoren voor delinquentie: namelijk antisociale attitude, antisociale persoonlijkheid, omgang met antisociale/deviante leeftijdsgenoten, problemen op school of werk, ongestructureerde vrijetijdsbesteding, middelengebruik en opvoedings- en gezinsproblemen, waaronder ook huwelijks- en relatieproblemen. Het responsiviteitsprincipe (“Responsivity”) houdt in dat er gewerkt wordt met (potentiële) werkzame technieken en elementen (zoals cognitieve gedragstherapeutische elementen als ervaringsgerichte oefeningen) en er rekening gehouden dient te worden met de persoon van de jeugdige: diens motivatie, sekse, intellectuele en sociale vaardigheden, leeftijd, culturele achtergrond en de leerstijl van de jongere. Dit betekent dat interventies in de uitvoering voldoende responsief moeten zijn om effectief te kunnen zijn en geldt voor zowel selectieve als geïndiceerde preventie.
Zie Productie “240520- Landelijk Kwaliteitskader - Effectieve Jeugdinterventies”; Download 2001
zie ook Producties 240703: Artikelen in Trouw & De Groene Amsterdammer over jongeren die crimineel dreigen te worden: Download 2001